zondag 11 april 2010

postheadericon Mañana, mañana… Spanje zal eraan moeten wennen, dat het opnieuw arm is

.
MADRID – Zo snel als Spanje gewend is geraakt aan de nieuw verworven rijkdom, zo moeizaam reageert het land op de diepe crisis waarin het verkeert. Spanjaarden kunnen niet goed omgaan met slecht nieuws, ze raken er verlamd door. Van de euforie die Spanje vanaf 1996 en vooral na de invoering van de euro overspoelde, is anno 2010 niets meer over.

Na jaren waarin de bomen tot in de hemel leken te groeien, overheersen onzekerheid en angst voor armoede. De vooruitgang van de voorbije decennia is overal in Spanje zichtbaar, maar immense kantoorgebouwen en grote, luxe auto’s kunnen niet verhullen, dat talloze gezinnen grote zorgen hebben.


Die zorgen zijn ontstaan, toen in 2008 jaar de vastgoedzeepbel uiteenspatte. Het was het voorspel van een diepe economische crisis, welke tot gevolg had, dat een op de vijf Spanjaarden nu in 2010 werkloos is, in elk gezin is er wel een vast inkomen weggevallen. Met vier miljoen werkzoekenden, een miljoen leegstaande huizen en vastgoed wat tientallen procenten goedkoper werd, manifesteert de crisis zich duidelijk voor elke Spanjaard.

De bank verleidde klanten tot de aankoop van een veel te duur huis en stond te popelen om nog veel meer te lenen. Tot 135% van de waarde van een huis was geen probleem. Maar dan komt de crisis. De bank treft een schuldenregeling. Om het leed te verzachten, wordt de auto verkocht. Huwelijken zijn niet tegen alle ellende bestand en men gaat uit elkaar.
De Spanjaarden zijn somber, zonder daar openlijk voor uit te komen. Ze krijgen te horen, dat hun land de enige grotere economie is die in 2010 verder zal krimpen en ze beseffen, dat er voorlopig geen nieuwe banen zullen komen. Ze weten niet wat ze moeten vinden van de geluiden, dat de ‘cajas de ahorros’ (spaarbanken) massaal onderuitgaan zodra deze gedwongen worden hun vastgoed af te waarderen. Via televisiejournaals vernemen ze, dat de staatsfinanciën snel verslechteren. De overschotten zijn geschiedenis, er is in 2010 een tekort van meer dan 11%. Verwijzingen van economen naar het Griekse drama laten ongemakkelijke gevoelens achter. Volgt Spanje het lot van deze zwakste broeder van de eurozone? Richten de markten hun pijlen op Madrid zodra ze zijn uitgekeken op Griekenland?

Voorheen had men de peseta. Met een flinke devaluatie kon het Spaanse bedrijfsleven ineens weer lucht krijgen. Die mogelijkheid is er met de euro niet meer. Of Spanje zou, met andere ondermaats presterende lidstaten, uit het eurogebied moeten worden verbannen, een mogelijkheid waarop de Duitse bondskanselier Angela Merkel medio maart 2010 duidde. Het is een scenario, dat ook al maanden populair is in de Nederlandse gemeenschap in Madrid. Maar van vertrek uit de eurozone is vooralsnog geen sprake en onder de Spanjaarden zelf leeft het onderwerp nauwelijks, of men durft er niet openlijk over te praten.

De Nederlanders in Spanje vrezen bovenal, dat Spaanse politici niet de moed hebben in te grijpen, om noodzakelijke hervormingen door te voeren. Daardoor zal voorlopig alles bij het oude blijven.
Die bezorgdheid is er niet bij de tienduizenden gepensioneerden aan de Spaanse costa’s, die met vreugde constateren, dat de prijzen in hun lokale supermarkt door de verscherpte concurrentie dalen. Zorgen zijn er wel bij Nederlanders die beroepsmatig in Spanje verblijven.

De financiële markten moeten de Spaanse Regering tot de orde roepen. En dit liever vandaag dan morgen. In Griekenland werkt dit en, dat zal in Spanje niet anders zijn. Er zijn knappe koppen in Spanje, vooral in de regering. De minister-president heeft wel zeventig adviseurs om zich heen, van wie velen met een liberale inslag, maar niemand slaagt erin door te dringen tot Zapatero.
Premier José Luis Rodríguez Zapatero is volgens velen momenteel het grote obstakel in Spanje. De sociaaldemocraat is in 2004 aan de macht gekomen en is in 2008 herkozen toen alles nog voorspoedig leek te gaan onder de Spaanse zon.

Maar de minister-president is nauwelijks analytisch en probleemoplossend gericht en zit te dicht op de huid van de vakbonden.
Ideeën test Zapatero eerst bij de bonden. Als die bezwaar maken, past hij zijn plannen aan. Na bezorgdheid op de internationale obligatiemarkten heeft Zapatero in januari 2010 begrotingsingrepen aangekondigd ter grootte van 50 miljard euro. Maar na enkele dagen zwakte de Spaanse Regering de bezuinigingsmaatregelen alweer af.
Het verlengen van de pensioenleeftijd zal wel op de lange baan geschoven worden, zo dit al wordt ingevoerd.

Zapatero zit stevig in het zadel, want oppositie uit eigen gelederen is er nauwelijks. De Partido Socialista Obrero Español (PSOE) heeft 169 van de 350 zetels in het Lagerhuis van de Cortes (het Spaanse Parlement), net te weinig voor een meerderheid.
Maar Zapatero heeft zich verzekerd van de steun van de Convergència i Unió, een federatie van twee Catalaanse partijen met tien zetels.
Grote zorgen over de fors weggezakte populariteit van de PSOE hoeft Zapatero zich voorlopig niet te maken, want de verkiezingen zijn, normaal gesproken, pas in 2012.
Overigens wordt evenmin veel verwacht van de oppositionele Partido Popular (PP), de rechtse partij die na Franco’s dood (in 1975) ontstond met volgelingen van de ‘caudillo‘.

Ook van het politieke debat zijn de verwachtingen niet al te hoog. Spanje is, geheel in de traditie van Franco en de Spaanse Burgeroorlog, nog steeds een door en door gepolitiseerd land.
Tot in alle uithoeken van de samenleving zijn er twee kampen, die elkaar weliswaar niet langer te vuur en te zwaard de ondergang bezorgen, maar nog wel elke kans benutten, om elkaar zwart te maken dualisme.
Daar waar zijn voorgangers José María Aznar en Felipe Gonzàlez uit waren op verzoening, versterkt Zapatero dit door zijn optreden.
PSOE’ers en PP-aanhangers negeren elkaar. Rechtgeaarde PP’ers weigeren El País – het dagblad dat van oudsher dicht bij de PSOE staat – te lezen.
In dorpen en stadjes die in niets lijken op het efficiënte, moderne zakencentrum van de hoofdstad, bestaat het verlammende effect van de tweedeling. Traditiegetrouw richt het politieke spel in Spanje zich vooral op de vorm en het debat krijgt dan ook geen kans, om over de inhoud te gaan.
Door het ‘praten over niets’ ontbreken er strategieën, visies op de toekomst.
“Er is,” roepen buitenlandse economen in koor, “nergens een doortimmerd ‘plan van aanpak’ te vinden voor de ingezakte huizenmarkt. Er is geen plan voor het oplossen van de werkloosheid. Maar ook niet voor de zwakke concurrentiepositie van het bedrijfsleven, niet voor het hoge overheidstekort en al evenmin voor de spaarbanken.”

En niet alleen de Regering mist blauwdrukken, vrijwel overal ontbreken aanzetten, om door onderzoek en discussie tot concepten te komen.
Spanje mist een traditie met adviesorganen als een Sociaal-Economische Raad of een Centraal Planbureau. De Spaanse regering is niet van ongevraagde adviezen gediend.
Door het ontbreken van visies op de toekomst is ook het onderwijs lang blijven stilstaan. Een opsplitsing van de leerlingen op de middelbare school in verschillende niveaus was er tot voor kort niet en nog maar enkele jaren geleden verlieten veel tieners al op hun veertiende voorgoed de schoolbanken. Er zijn talloze universiteiten in Spanje, maar het merendeel geniet geen geweldige reputatie. Goede leraren zijn schaars, wat ook een verklaring is voor de beroerde beheersing van het Engels in alle bevolkingslagen. Ondanks de hoge werkloosheid blijven veel vacatures onvervuld. Het onderwijs sluit niet goed aan op de praktijk.

Slecht onderwijs leidt, zo waarschuwen de OESO en het IMF, tot geringe innovatiekracht en lage productiviteit. En dit zijn uitgerekend de kenmerken van het Spaanse midden- en kleinbedrijf wat voor 95% uit bedrijven met minder dan vijf werknemers bestaat, maar wel zorgt voor 85% van de economische productie. Spanje kan internationaal nauwelijks nog meekomen.
Spanje is heel erg duur geworden. De prijzen zijn in tien jaar tijd met 38% gestegen.

In Duitsland ging het prijspeil met ‘slechts’ 10% omhoog. Wil Spanje dit corrigeren, dan moeten de lonen gewoon met 20% of 30% omlaag. Dat gaat natuurlijk niet pijnloos. Het land heeft op veel te grote voet geleefd en moet leren de tering weer naar de nering te zetten. Spanje zal eraan moeten wennen, dat het weer arm is.
Enkele grote concerns – waaronder de banken BBVA en Santander, Telefónica, energiebedrijf Iberdrola, grote autofabrieken en modebedrijf Zara – beschikken wel over een stevige concurrentiekracht. Hadden ze deze niet, dan waren ze al van het toneel verdwenen. Deze bedrijven hebben door hun internationale activiteiten geen andere keuze, dan grondig moderniseren en de kosten laag te houden.

Spanje heeft echter een traditie heeft opgebouwd van zware economische crises. In 1993 was er een forse daling, waarbij de werkloosheid – ook toen al -  opliep tot 25%. In de eerste jaren direct na de dood van Franco in 1975 waren de problemen nog veel ernstiger. De economie stond compleet op haar kop en de Spanjaarden zijn ondertussen wel wat gewend. Dit kan de laconieke houding van Spanjaarden, inclusief die van de minister-president, verklaren. De zorgen zijn er wel, maar er is altijd een morgen, om ze op te lossen: ‘Mañana, mañana…’
Spanjaarden kunnen niet goed omgaan met slecht nieuws, ze raken er verlamd door.
In tegenstelling tot andere culturen ontkennen Spanjaarden in eerste instantie, dat er iets aan de hand is. Vervolgens schuiven ze de problemen voor zich uit en wachten op een wonder. Politici denken, dat ze met slecht nieuws stemmen verliezen. Alles moet altijd leuk zijn en mag geen centje pijn of inspanning kosten.

© Hans Camps

Zoeken in Spanje

Tip de redactie